'Gert van de Pekkel'
Columns 12 oktober 2013 0’t Is weer voorbij, die mooie zomer. Ook de kermissen in de Achterhoek zijn al weer verleden tijd. We hebben dit jaar Varsseveld en Lichtenvoorde ‘gedaan’. Boer pakte in zijn jonge jaren ook de kermissen in Westendorp, Ulft en Bocholt mee, maar hij is ook geen 18 meer.
Ik snapte de eerste jaren niets van dat volksvermaak; ik keek er zelfs wat nuffig op neer. Op straat staan met heel veel drank op, meer was het niet in mijn stadse ogen. Tussendoor schieten ze op een vogel of knuppelen ze er één neer. Waarom zou je naar een optocht kijken, als je ouder bent dan acht? Ik had geen benul van de sociale betekenis van dorpsfeesten in het algemeen en van dorpen in het bijzonder.
De eerste keer dat ik boodschappen ging doen in Boers dorp, bleef ik twee uur weg. In elk gangpad van de supermarkt kwam ik een bekende tegen. Zo toevallig! En daar maakte ik dan een praatje mee. Ik begreep niet dat mensen in dorpen aan werken toekwamen. Ik zag op straat overal plukjes mensen die praatjes maakten. Nu begrijp ik dat je ook alleen mag groeten en doorlopen. En snap ik dat dorpsfeesten méér inhouden dan alleen drinken.
Ik zag dit jaar voor het eerst het kermiscorso in Lichtenvoorde en hoorde dat ruim 4000 mensen, jong en oud door elkaar, maandenlang bezig zijn geweest met het bouwen van de wagens. De laatste dagen wordt er dag en nacht gewerkt aan het beplakken van de corso-wagens met dahlia’s. Honderden mensen zijn bezig met ‘kontjes kniepen’. Ook – misschien wel júist – de oudere mensen in het dorp. Een enorm sociaal smeermiddel.
Ik ben in Haarlem geboren en woonde in Antwerpen, Utrecht en Amsterdam. Alleen in steden dus. Ik zie bijna nooit meer iemand van mijn lagere of middelbare school. In Haarlem bestaat geen volksfeest waar we elkaar jaarlijks ontmoeten. Een middelbare schoolvriendin nam onlangs het initiatief om ons vriendengroepje samen te brengen. We kennen elkaars ouders, broers en zussen. Zes jaar lang gingen we intensief met elkaar om; daarna vloog iedereen uit om een nieuw leven te beginnen in een studentenstad. De klik is er echter nog steeds en de vertrouwdheid. Er is geen reden aan te wijzen voor het verwateren van het contact. Als wij in een dorp waren geboren, met een kermis, dan was ons contact gewoon gebleven.
Ik ben jaloers op de vanzelfsprekendheid waarmee Boer zijn sociale leven leidt. Zijn broers en zus wonen in een straal van tien kilometer om de boerderij, net als de meeste van zijn vrienden. Er verdwijnt bijna nooit iemand uit zijn leven. Als ik met Boer tussen zijn vrienden zit, komt altijd het moment dat ze een rondje gaan ‘plattelanden’.
Dat gaat zo:
“Heb je het gehoord van Riek?”
“Riek van de Pellebroeksdijk?’’
“Nee, Riek van de slagerij.’’
“Die getrouwd is met de broer van Diny?’’
“Ja, die.”
“Wat is daarmee?’’
“Die is gaan lopen met Gert van de Pekkel’’
“Gert? De broer van Wim?’’
“Nee, zijn neef.’’
Zo ‘plattelanden’ ze maar door. Hoe meer details ze doornemen, hoe platter ze gaan praten. Ik kan nog lang niet meedoen aan dit soort gesprekken, maar dat kan nog komen. Over veertig jaar loop ik tijdens de kermis met rollator en kunstgebit door het dorp en kan ik vast wel een rondje ‘plattelanden’:
“Ben jij die stadse die veertig jaar geleden verkering kreeg met een boer uit Varsseveld?’’
“Nee, uit Westendorp. Die uit Varsseveld deed mee aan Boer zoekt Vrouw.’’
“Die naast Ten Brinke woont?’’
“Nee, naast Riek die toen is gaan lopen met Gert van de Pekkel.”
0 Reacties